Boerenkoolstamppot met rookworst

Bereidingswijze

1. 1

   Voordat je begint: schil en snijd 1,2 kg aardappels in stukjes van 3 cm. Snipper 1 ui. Hak 2 teentjes knoflook fijn. Snijd 1 runderrookworst in plakken van 1 cm. Controleer of de 400 g boerenkool fijn genoeg is.

2. 2

   Kook de basis: breng een grote pan met water aan de kook, voeg de aardappels toe en kook 10–12 min. Voeg de boerenkool de laatste 6–7 min toe. Giet af, laat 2 min uitdampen in de warme pan.

3. 3

   Bak de spekjes: verhit 1 el olijfolie in een koekenpan, bak 250 g spekblokjes op middelhoog vuur 6–8 min tot goudbruin en krokant. Schep de spekjes met een schuimspaan uit de pan; laat het bakvet in de pan.

4. 4

   Fruit ui en knoflook: voeg de ui aan het achtergebleven spekvet toe en bak 3–4 min glazig. Voeg de knoflook toe en bak 1 min mee tot geurig.

5. 5

   Maak de romige mosterdjus: blus de pan met 100 ml runderbouillon, roer 1 el mosterd en 1 el appelciderazijn erdoor. Laat 2–3 min zachtjes inkoken tot licht stroperig. Proef en breng op smaak met peper; zout is meestal niet nodig door het spek.

6. 6

   Verwarm de rookworst: leg de plakjes rookworst in de jus, laat 3–4 min zachtjes mee warmen zodat ze sappig worden.

7. 7

   Stampen: verwarm 300 ml melk met 30 g roomboter kort tot de boter smelt (niet koken). Giet bij aardappels en boerenkool en stamp tot smeuïge puree. Roer 1 tl nootmuskaat en de krokante spekjes erdoor (houd desgewenst wat spekjes apart voor bovenop).

8. 8

   Serveren: schep de stamppot op borden, verdeel de rookworst met wat mosterdjus erover. Bestrooi met 1 el fijngehakte peterselie. Tip voor kinderen: serveer de mosterdjus apart aan tafel.